donderdag 10 september 2009
vrijdag 21 augustus 2009
vrijdag 14 augustus 2009
maandag 13 juli 2009
vrijdag 5 juni 2009
dinsdag 26 mei 2009
Het is nu voorjaar en de tuin doet goed zijn best.
We raken er elk jaar weer opnieuw opgetogen van.
En dan zetten we ons onder de oude appelboom en dan komt het verhaal van deze plek weer naar boven ...
(dit staat in het boek “Thuiskomen”)
onder de oude appelboom
Bobbie van Fifi is overleden.
Al tijdens het overlijdensproces dat ongeveer een maand heeft geduurd, heeft Fifi erover na kunnen denken, wat te doen als dat feit zich inderdaad zou gaan voltrekken.
Een maand lang vijftig kilometer op en neer naar het ziekenhuis. Aan hem heeft ze het niet meer kunnen vragen. Bobbie is continu onder narcose. Met hem valt helaas niet meer te praten. Hoewel ze toch het gevoel heeft dat er nog ergens contact is.
Heel langzaam groeit bij Fifi het idee, om als hij overleden is, het lichaam op te baren in de tuin. In zijn tuin. En ze heeft het gevoel dat het overeenkomstig is wat hijzelf heeft gewild.
De begrafenisondernemer heeft het nog nooit meegemaakt, maar is er wel voor in. Na eerst wel geïnformeerd te hebben of het wel mag.
Het is eind april en het is zomers warm. Toeval? Is het voor hem?
Het voorjaar is dit jaar wel héél uitbundig aanwezig. In het gras staan duizenden pinksterbloemen te wuiven in hun zacht lila kleuren. De zeeden, waarvan het zaadje ooit door Bobbie en Fifi is meegenomen uit een warm zuidelijk land, heeft nieuwe knoppen.
Nieuwe dennenappels dienen zich aan.
Iets verderop staan honderden gele narcissen zachtjes in de zwoele wind te dansen onder een gigantische kersenboom. Kraaien komen al een kijkje nemen hoe het zit met de aanstaande kersen. Als die tot rijping komen is de boom het domein van deze zwarte krijsende “doodgravers”.
Het is de plek van Bobbie. Links staat de oude kas. Met daarin duizenden cactussen en vetplanten. Er bevinden zich cactussen tussen, die vertakkingen hebben, die door de gehele kas lopen. Elke dag was Bobbie daar een paar uurtjes te vinden.
En vlakbij de kas in het gras staat de oude appelboom. Door jarenlang heel bijzonder snoeien is het net een grote parasol. De middelste top is eruit en de buitenste takken zijn weer omlaag geleid. Bobbie snoeide elk jaar consequent elke tak die de neiging had omhoog te gaan.
Zijn plek dus.
En daar wordt dus de kist geplaatst. Iedereen die afscheid wil komen nemen, is welkom.
Dus het is drie dagen lang open dag. En drie nachten heb ik naast hem op een veldbedje in het gras onder de oude appelboom geslapen. Als een wachter. Als het hulpje van de appelboom, want die is de hoofdbewaker.
En we drinken er een wijntje samen met bekenden en familie. Zijn wijn, hij had die ooit gekregen tijdens zijn 25-jarig school-jubileum. En we weten dat hij het prachtig gevonden zou hebben.
Trouwens voor hem heeft Fifi in de kist een fles Schotse whisky gelegd. Samen met een pakje Javaanse Jongens. Onafscheidelijk gezelschap tijdens zijn leven.
Het is de bedoeling dat die ook mee het graf in gaan, tezamen met nog een paar attributen, waarvan men denkt dat hij die wel kan gebruiken.
Net als bij de Chinezen, die geven ook van alles mee voor de reis. Er wordt gelachen en gehuild en men zit gewoon stil te zijn.
Fifi maakt er foto’s van. Dat moet je maar kunnen. Maar achteraf heel nuttig.
Die foto’s zijn later in een boek gekomen. Een boek over het sterven van Bobbie. Dat blijkt dan goed te werken in het rouwproces.
In die nachten heb ik met Bobbie “gepraat “. We hebben de stand opgemaakt. En we hebben samen, allebei op onze rug, in die toch wel heel kille nachten naar de heldere hemel met de miljoenen sterren liggen staren. En we hebben ons heel klein èn heel groots gevoeld op hetzelfde moment. Dat hebben we daar gedeeld. Een magisch moment.
Soms als Fifi iets niet kan vinden, dan vraagt Fifi Bobbie te hulp en zegt ze hardop tegelijk naar boven kijkend op de plek waar hij heeft gelegen bij de appelboom:
‘Ik vraag het aan Bobbie’. En hij helpt altijd.
Fifi praat sowieso nog met hem. Zij vindt ook dat die plek onder de oude appelboom meer met hem te maken heeft, dan de overigens ook prachtige plek op het kerkhof. Zijn graf wordt tenslotte gesierd door een heel bijzonder onorthodox mozaïek, voorstellende de zon, de aarde en de cactus, door Fifi met veel liefde gemaakt.
Bobbie heeft nooit zoveel op gehad met het boeddhisme. Maar hij was er ook niet tegen. En ooit had hij gezegd, dat als hij dood zou zijn, er best wel een stoepa voor hem neergezet mocht worden.
Dat is niet gebeurd. Wel staat er nu een boeddha-beeld op de plek waar ooit zijn kist heeft gestaan. In het gras, met aan één kant de oude appelboom en aan de andere kant de zeeden. En daar ook weer niet ver vandaan: de overblijfselen van de kas.
De kas die solidair met hem is geweest. Toen de cactussen eruit verdwenen waren, vond de kas er kennelijk ook niet veel meer aan en stond hij al gauw op instorten. Hij is vervolgens definitief gesloopt, maar de fundamenten zijn nog intact en worden nu door Fifi gebruikt om er plantjes op te zetten. Eén van de steunpilaren staat nog overeind. Als een teken.
Een magisch teken. Als een totem.
En dan zet Fifi zich in stilte bij de boeddha onder de oude appelboom. Met in gedachten de woorden, die ze tevens in haar rouwboek met de foto’s heeft geschreven:
Alles verandert
Alles is veranderd
Het is goed
zondag 24 mei 2009
donderdag 14 mei 2009
maandag 11 mei 2009
Hans Smeekes, zo’n 30 jaar woonachtig in Limburg en momenteel in Moorveld, is geboren op 22 februari 1947 in Baarn. Hij wilde aanvankelijk journalist worden, maar het schrijverschap moest even wachten. Hij beschouwt zichzelf als een kat met vele levens. Van assistent-accountant tot administrateur, van beheerder van een studentensociëteit en een gemeenschapscentrum tot kastelein van een eigen café, van kunstschilder tot boeddhistische monnik. En nu stervensbegeleider.
Een aardige variatie nietwaar? Maar met een lijn: op zoek naar iets. Naar de mens en de zin van alles.
Over zijn laatste bezigheid heeft hij een boekje geschreven. Gewoon opgeschreven wat er gebeurt, met een vleugje levensvisie. Maar vooral lichtjes, met licht en een beetje verlicht. Te bestellen via de e-mail hansenfifi@gmail.com
Kosten 15 euro inclusief verzending.
Hier aan de Zandvoortweg in Baarn, op nummer 171 naast het poortje ben ik geboren.
Beste Teundroeb.
vette pech (1)
Het is toch al weer de derde nacht in korte tijd dat ik bij Kees z’n bed zit, terwijl hij zijn sigaretje aan het roken is. Weer een Kees, weer een roker, weer niet echt oud.
Kees is psycholoog en heeft vele vragen. Ook hij dus. Maar een voordeel van zijn beroep is, dat hij ze kan verwoorden.
Het lijkt wel als ik zo naast hem zit met zijn lange lichaam, 56 jaar jong, of ik de psycholoog ben. Hoewel: hij is de vragensteller, doen psychologen niet anders?
De eerste nacht heb ik op zijn vragen die meestal boeddhistisch getint waren zo eerlijk mogelijk geantwoord. Soms gingen die vragen tot op het bot. Zo voelde dat tenminste.
En hij waardeert het en heeft me toen na afloop van de sessie begeleid door een glimlach bedankt. Ik vertelde
over hergeboorte, karma, de kracht van liefde en mededogen, de leraren: de Tibetaanse Lama’s, de Dalai Lama en mijn eigen Lama.
Ik vroeg hem of hij gelooft dat er meer is tussen hemel en aarde. Ja dus.
Hij vertelt me dat hij in dat kader bezig was met soefisme, maar kon tot zijn grote teleurstelling, geen leraar vinden.
Hij was naar Engeland gegaa
n, naar de schrijfster Doris Lessing, er staat een foto van haar op de plank onder de tv, maar zij wilde hem niet als leerling accepteren. Met als argument dat ze geen leraar van iemand kan zijn. En zo kan ik ook jouw leraar niet zijn, op zijn vraag: ‘Waar vind ik een leraar?’
Ik heb een cadeautje voor hem en geef hem het boekje “De kunst van het geluk” van de Dalai Lama. Een pocket uitgave. Ik vond het onlangs bij tweedehands boeken. Zelf heb ik het boek al een tijdje. Ik wist dat er iemand in het vizier zou komen aan wie ik het kan geven. En dat is nu dus. En ik zeg hem: ‘Het lag er al die tijd voor jou.’
Hij is er heel verguld mee en reikt naar zijn nachtkastje. Haalt er het boek “Het is wat het is” van Rumi te voorschijn. Een ander boekje dat hij vandaag heeft gekregen.
Fihi ma fihi, lees ik als ik het opensla. Ik herinner mij het weer. Want ik heb het ergens thuis. Vertel hem dat mijn vriendin Fifi heet. En dat we er vaak grapjes over maakten. Fifi ma fifi.
Hij wijst naar de foto’s op het kastje dat langs de wand staat. Foto’s van de schrijn van Rumi in Konya.
Fifi en ik zijn er geweest tijdens onze tocht door Turkije in 1989. Ik kan me de details van de schrijn niet meer herinneren, maar we moeten hem gezien hebben. En ik vertel dat aan Kees.
Hij zegt dat hij ook naar Turkije had willen gaan, maar het is er nooit van gekomen.
Hij had het druk met zijn baan als interim hoofd. Dat waren jaren van grote stress en duurde veel langer dan gedacht.
‘Maar u hebt toch mensen geholpen, al is het indirect.’
‘Ja, ja,’ is de aarzelende reactie. Duidelijk is dat hij het er niet naar zijn zin had. Wilde dichter bij het vuur zitten. Bij de mensen. En nu kan het niet meer.
En het was ook heel stresserend.
‘Kan er een verband bestaan met uw ziekte?’
Hij weet het niet: ‘Kan.’ En gaat er niet op door.
We hebben het over je ding doen. Maar hij weet nog steeds niet wat zijn ding is.
Mijn ding is helpen. Hij vindt het prachtig dat ik hem help.
‘Maar u helpt mij toch ook?’
Hij knikt.
Geven en nemen, het is eigenlijk hetzelfde. De ander de kans geven om te helpen.
De hulpvraag stellen is ook geven.
U helpt mij ook. Zoals u nu hier bent.
En u bent hier voor uw familie. En voor mij. We steken er wat van op voor later als we zelf in die situatie komen. In feite is dat ook een soort je ding doen.
Maar ik snap het wel: eigenlijk wil hij gewoon naar huis, beter worden en daar dan zijn ding doen, wat dat ook moge zijn.
En ik kijk naar de leuke foto, genomen in de tuin van zijn vriendin, waar hij olijk op staat achter een terrastafel met een kruikje Terschellinger likeur in de hand geflankeerd door zijn zus en zijn twee broers.
En tot mijn verbazing zie ik Tibetaanse gebedsvlaggetjes hangen tussen de bomen op de achtergrond. Ik kijk nog eens goed of het echt wel zo is. Ja hoor, ik herken de volgorde van de kleuren: blauw, wit, rood, groen en geel.
Iets van zijn vriendin? Ik vraag het hem. Hij weet het niet.
Alle chemo’s zijn op hem losgelaten. Er was zelfs een behandeling waarop 80% van de mensen goed reageert. Maar hij niet dus.
En toen had zijn dochter gereageerd met: ‘Jij hebt wel echt vette pech.’
In de ochtend ga ik nog even bij hem zitten. Als begeleiding van zijn ochtendsigaretje.
Hij vertelt me dat zijn vader met wie hij een goede band onderhield vorig jaar is overleden.
Wat familie betreft heeft hij dus een dochter, die in Amsterdam woont en studeert, dat is hier niet naast de deur. Verder heeft hij een zus en enkele broers. Dan ben je toch rijk?
‘Ja, waarom?’ vraagt hij.
Ik ben even perplex, voor mij is dat gewoon een vaststaand feit: ‘Ik weet het niet, dat is gewoon zo. Zei Rumi, de oude soefimeester niet ooit: HET IS
WAT HET IS.
Waarop hij reageert met: ‘Het is de weg naar God.’
We praten over helpen. De hulpvraag stellen, dat dat al moeilijk genoeg is.
Er is een andere dokter in het spel en hij vraagt mij of ik die ook zou inschakelen.
Een gewetensvraag, daar trap ik niet in.
Hij denkt erover die dokter wel te roepen, als hij denkt hem nodig te hebben. Die dokter heeft een lijst van vragen en daar heeft hij even geen zin in.
Ik vraag hem waarom die in de picture is.
Vanwege de angsten.
‘Maar heeft u die dan?’
‘Niet meer als logisch in de situatie.’
Ja dat had ik al gedacht.